Geen recht op stakingslijfrenteaftrek nu reeds tot liquidatie is besloten vóór overdracht van de onderneming
ARREST HOGE RAAD DER NEDERLANDEN | ||
Kamer : | ??? | |
Zaaknummer : | 41.791 | |
Datum arrest : | 21 oktober 2005 | RvS |
Belastingmiddel : | Inkomstenbelasting | |
Uitspraak Hof 's-Hertogenbosch : | Klik hier voor de uitspraak van het hof | |
Zaaknummer : | BK 02/03560 | |
Datum uitspraak : | 16 juni 2004 |
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (Denemarken) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 juni 2004, nr. 02/03560, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding
voor het Hof
Aan belanghebbende
is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 367.404, welke aanslag, na daartegen
gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan
dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft
tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie
is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het eerste middel richt zich met een motiveringsklacht tegen het oordeel
van het Hof dat de lijfrente niet is bedongen als tegenprestatie voor de overdracht
van de onderneming aan A B.V. (hierna: de B.V.). Het middel kan niet tot cassatie
leiden. Het Hof heeft - in cassatie niet bestreden - vastgesteld dat belanghebbende
vóór of in 1996, derhalve vóór overdracht van de
onderneming aan de B.V., het besluit heeft genomen om het in Nederland gelegen
melkveebedrijf te liquideren. Derhalve is, ook indien de onderhavige lijfrente
zou zijn bedongen als tegenprestatie voor de overgedragen onderneming, met betrekking
tot de lijfrente artikel 45, lid 7, letter a, sub 2, van de Wet op de inkomstenbelasting
1964 niet van toepassing (vgl. HR 12
september 2003, nr. 37427, BNB 2003/397 en HR
1 oktober 2004, nr. 39668, BNB 2005/5).
3.2. Middel II kan evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel
81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het
middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid
of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht
geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2005.
Bron: www.rechtspraak.nl
LJN-nummer: AU4740